
gemaakt door Johann Tobias Krebs de oudere (1 690-1 762), die van 1 71 0 tot 1 71 7 in Weimar les kreeg
van zowel Walther als Bach. Musicoloog Wolfgang Rathert schreef een stukje over de overlevering van dit
document (in 2000) en omschrijft het mooi: 'het diende als didactische voorbereiding ten behoeve van
een componist in wording en als bewijs van de wetenschappelijke degelijkheid van de auteur'. Een andere
musicoloog,Werner Braun, stipte aan dat het boek echter wel grotendeels bestaat uit een verzameling
van werk van oudere componisten en theoretici als Herbst, Printz,Werckmeister, Kircher, Praetorius en
anderen. Die verbinding met de generaties voor hem maakt het boek echter misschien nog wel
interessanter.We zullen Walthers paragraven over ons onderwerp in dit boek ook vaak terug zien. Net als
de specifieke opmerkingen van Georg Philipp Telemann, die ook een vriend van Bach was, hebben
Walthers commentaren vanwege de nabijheid van Bach een bijzondere waarde in vergelijking met andere
opvattingen van collegae uit die tijd.We zullen Walthers boek steeds aanduiden met de titel
Preacepta
.
De vier secties in dit boek
Dit boek is opgedeeld in vier secties. Deel 1 bespreekt opvattingen die er vóór en tijdens Bachs
componeer-activiteiten leefden in Duitsland ten aanzien van ons onderwerp en een aantal aanverwante
onderwerpen die goed zijn te bespreken alvorens verder te gaan naar deel 2. Deel 2 is een categorisering
van alle technisch mogelijke parallellen en bespreekt deze. Deel 3 is een overzicht van bijna alle parallellen
die in Bachs solowerken en een selectie ensemblewerken staan en zijn gesorteerd op metrische positie.
Deel 4 bestaat uit samenvattende paragraven.
We houden, met onze doelstelling in gedachten en vanwege de overzichtelijkheid, beperkt rekening met
de tijdsperiode waarin stukken werden geschreven, al staan bij de voorbeelden wel steeds de 'date of
origin' zoals die op bach-digital.de te vinden is, vermeld. De Bach uit 1 705 zal misschien andere criteria
hebben gehad dan de Bach uit 1 740, maar door het zo goed mogelijk in kaart te brengen kun je er wel
een redelijk goed beeld van krijgen. Ook zou je de werken waarover je de meeste zekerheid hebt dat ze
echt áf zijn en geen transcripties zijn, zoals de gedrukte muziek en stukken zoals de Brandenburgse
Concerten en het Musikalisches Opfer (beide voor een vorst met aanzien en dus ambitieus geprepareerd,
mogen we aannemen), apart kunnen zetten, maar omdat dit onderzoek in boekvorm wordt
gepresenteerd zijn er in dat opzicht beperkingen.
Laten we tot slot voor de zekerheid de definitie van de regel met betrekking tot het vermijden van kwint-
en octaafparallellen nog eens op papier zetten, zoals het in de
Praecepta
werd geformuleerd door J.G.
Walther en daarna een wat objectievere beschrijving. Eerst Walther:
Een harmonisch perfecte consonant (consonantiae perfectae) is volgens Walther (of eigenlijk: de bronnen
die hij citeert) de quarta fundata (d.w.z. kwarten tussen niet-basnoten), kwint of het octaaf. De prime
noemt hij 'eigentlich keine
Consonans
'. De regel m.b.t. de 'verboden kwint- en octaafparallellen' is ook
moeilijk in één regel te definieëren, want in de quote van hierboven staat 'perfecte consonanten' en daar
hoort de quarta fundata ook bij, terwijl deze niet bedoeld worden. Eigenlijk gaat het, je zag het al in de
titel van dit boek, om de ongeoorloofde stijgende of dalende opeenvolging van reine primen, kwinten en
octaven. Geen gemakkelijke omschrijving, maar volgens mij wel één die de juiste intervallen omvat.
Het meest gehoorde argument voor het vermijden van een opeenvolging van deze intervallen is dat de
stemmen hierdoor hun 'individualiteit', 'onafhankelijkheid' of 'zelfstandigheid' teveel zouden verliezen.
Twee of meer perfecte consonanten van hetzelfde type mogen elkaar niet onmiddellijk opvolgen
in motu recto [letterlijk: 'rechte beweging', maar passender is wellicht 'parallelle beweging'],
stapsgewijs noch sprongsgewijs, stijgend noch dalend.
De (on-)geoorloofde stijgende of dalende opeenvolging van reine primen, kwinten en octaven in het oeuvre van Johann Sebastian Bach blz.7